Het Boothuis te Laugharne
We drinken thee en schrijven ansichtkaarten
Licht van vergetelheid hangt over de lerse Zee
Verderop het watertrappen van de oceaan
Stanza's in een postuum toeristisch bestaan
Negenendertig, negenendertig. Nog enkele maanden te gaan
Hoe kun je dubbelzinniger sterven of verjaren
Als eb de dorst opsparen, tot vloed het boothuis
Omspoelde, wind terug waaide met trage gebaren
Jij ging zitten, ik bleef staan. Hoe lang nog
Dit samen gaan naar plaatsen, buitentijds
Die nimmer rustende droom van vertrekkende schepen
Een emigrant ten onder in vlekkerig graan
Vanaf de vlonder keken we naar hetzelfde zicht
Laag water op die middag, het slik verkleurend
Jij op zijn stoel, de tijd (een kaart?) verscheurend:
Do not go gentle into that good night
Kruimels, cake en porselein, het melkwoud
In de thee. Ik waag het niet die licht te keren
Er zit een binnenzak in de tijd en slechte ruis
Van een keter. Wat zwart is weerkaatst, het wordt later.
The Boathouse in Laugharne
We drink tea, write postcards
Light of oblivion, suspended over the Irish sea
The traces of water in the ocean, hereafter
Stanzas in the late life of a tourist
Thirty-nine, thirty-nine. Only a few months to go
Ambiguously, you might die, or get older
Quenching the thirst, receding like the tie, until the flow
Bathes the boathouse, and the wind waves back, tardily
You sat down, I stood up. How much longer?
This coming and going, together, without time
The never ending dream, of boats set to sail
An emigrant, perishes in the stained grain
From the bridge(1), glancing at the selfsame sight
The nethertides of noon, and decolouring silt
You, upon the chair, cutting shreds with the time
Do not go gentle into that good night
Crumbs, cake and porcelain, the milkwood
In the tea. I dare not, to turn on the light
There is a breach in the time, and screeching noise
Of hangover. Reflected, is darkness, it is now late.
(1) From, as an adverb of time.
No comments:
Post a Comment